De realisatie van ALVA's nieuw "huis van de atletiek" op de site Schotte in Aalst, wordt mee mogelijk gemaakt dankzij onderstaande sponsors.

Lees meer...

Atletiek Land Van Aalst vzw (ALVA) werd opgericht in 2008 en is daarmee een van de jongste atletiekclubs van Vlaanderen. Onze Aalsterse club telt ondertussen meer dan vijfhonderd actieve leden verdeeld over jeugd, atleten en (volwassen) recreanten.

Lees meer...


Situering natuurgebied en Dender

In Aalst liggen het Osbroek en de Gerstjens, respectievelijk ten westen en ten oosten van de Dender. Zij worden van elkaar gescheiden door de spoorweg Aalst - Ninove - Brussel en door een deels verlaten industriële bebouwing langs de Dender. Ten noorden wordt het studiegebied begrensd door de randstedelijke bebouwing van Aalst langs de Parklaan, ten zuiden door de woonkern van de deelgemeente Erembodegem. Het Osbroek wordt ten westen begrensd door de Ninovesteenweg, het Gerstjens ten oosten door de Brusselse- steenweg. Bedoeling is beide gebieden dichter bij elkaar brengen tot één geheel.

De vegetatie in het Osbroek en de Gerstjens is erg gevoelig aan schommelingen in grond- en oppervlaktewater. Een studie die de relatie tussen het grondwater en de natuur onderzocht, bracht in het Osbroek waardevolle kwelvegetatie aan het licht. Deze planten - bv. dotterbloemen - zijn sterk afhankelijk van het 'kwelwater' (= water dat uit de grond opborrelt). Dotterbloem komt in het gebied nog op verschillende plaatsen voor, telkens in de buurt waar kwel optreedt. Dichtgeslibde afvoerbuizen onder de Canalaan zorgden ervoor dat veel kwelwater naar de riolering liep. Deze buizen zijn nu vervangen door nieuwe met regelbare stuwen. Het kwelwater van het westen kan nu onder de Canalaan terug naar het oosten stromen. Ook de waterkwaliteit was en is een aandachtspunt. In het Osbroek zijn de rioleringen op verschillende plaatsen lek. Tot voor kort stroomde hier afvalwater uit de ruime omgeving van de Ninovesteenweg en Parklaan door het Osbroek en het stadspark. Bij hevige regens stroomde regenwater samen met afvalwater rechtstreeks in het Osbroek. Hierdoor ging de kwaliteit van het grondwater achteruit. Op één plaats stroomde het afvalwater niet meer in een riolering, maar in een gracht. Bij hevige regen belandde dit in het natuurgebied. Onder coördinatie van de stad Aalst en met medewerking van Aquafin en VMM werd het afvalwater omgeleid. In de riolering stroomt nu nog enkel regenwater.

In het Osbroek werden een aantal grachten geruimd en is een veedrinkpoel aangelegd. In de Gerstjens werden een aantal grachten poelvormig verbreed waardoor de waterplanten meer ruimte krijgen. In functie van natuureducatie en van een vlotte toegankelijkheid werd hier een vlonderpad aangelegd.

De Gerstjensvijver was vroeger rijk aan waterplanten zoals waterviolier en waterranonkel. Ondanks het visverbod werden in het verleden veel karpers - uit privévijvers - uitgezet. Door bodemomwoeling door de karpers verdween de beplanting volledig. De vijver werd opnieuw afgevist en heringericht. Het waterniveau in de Gerstjensvijver zal in de zomer zeer ondiep zijn, om de paar jaren kan de vijver zelfs helemaal droog vallen: een natuurlijke manier om de vijver visvrij te houden. Deze inrichting biedt meer ontwikkelingskansen voor waterplanten en -dieren.

De weiden tegenover de site Schotte sluiten aan bij het Vlaams natuurreservaat Osbroek-Molenkouter. Deze terreinen worden begraasd door Konikpaarden en Gallowayrunderen. Daarnaast werd de ijskelder in het domein Ronsevaal ingericht als (winter)- verblijfplaats voor vleermuizen. Deze plaats heeft specifieke eisen wat betreft temperatuur (5-8°C) en luchtvochtigheid (90-100%).
De paden in het Osbroek en de Gerstjens zijn hersteld en toegankelijk gemaakt voor minder-mobielen (rolstoelgebruikers, buggy's ...). Aan elke ingang staan eenvoudige fietsstallingen voor 10 tot 20 fietsen. Op deze manier kan je beide natuurgebieden zeer gemakkelijk bereiken en je fiets fatsoenlijk parkeren. Op zeer regelmatige afstanden staan zitbanken.

Heel attractief voor jong en oud zijn de hangbruggen in de Gerstjens: twee beweeglijke bruggen uit robiniahout en beveiligd met touwen verbinden de ringdijken met elkaar en zijn de toegang tot het speelbos. Men kan de wandeling ook doen via trappen in de dijken.

Het herstel van de paden gebeurde door aanvulling van de bestaande fundering met grove steenslag en het aanbrengen van een nieuwe toplaag. Zowel de grove steenslag als het fijne materiaal uit de toplaag bestaan uit porfier. Hier en daar zie je aan de randen van
de paden nog grove steenslag liggen. De reden is dat de paden een bredere fundering hebben. Dit is om schade te vermijden bij het uitvoeren van beheerwerken door machines.

De stammen van de barelen en de fietsstallingen zijn krom en soms gebarsten. Dit komt door onze keuze voor onbehandeld hout met een zeer lange levensduur, dat toch geen tropisch hardhout is en in ons klimaat groeit nl. robinia. De levensduur wordt geraamd op 25 jaar en is daardoor sterker dan tamme kastanje of eik (levensduur van ongeveer 15 jaar). Robiniahout ‘werkt’ lang waarbij het nog verder krom trekt of zelfs barst. Robinia kent een grillige groei, waarbij weinig lange rechte stammen ontstaan. De stam wordt niet zuiver rond en krijgt hierdoor net een natuurlijke vorm en uitzicht.

 


Het stadspark

Foto: Monument stadspark AalstHet stadspark maakte vroeger deel uit van het Osbroek, dat al in de 13de eeuw als moerasbos en hooiland werd omschreven. Dat de gronden nooit als akker zijn bewerkt, hebben ze te danken aan hun slechte afwatering en de lage ligging. In de 18de eeuw werd er turf gewonnen, waarna op de ontgonnen gebieden elzen werden aangeplant voor brandhout.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een deel van het oorspronkelijke moerassige Osbroek omgetoverd in een echte lusttuin van 15 ha, waarvan 1 ha wateroppervlakte. De toenmalige schepen van Openbare Werken (Désiré De Wolf) wilde werk verschaffen aan de mensen van Aalst en ze zo onttrekken aan de opeisingen door de Duitsers. Niet minder dan 20.000 kubieke meter grond werd voor deze werken vervoerd.

Wel 200 verschillende boomsoorten en 100 verschillende struiksoorten werden aangeplant. Veel ervan werden bezorgd door de toenmalige Duitse stadscommandant, een kasteelheer, die speciale bomen uit zijn domein of elders uit Duitsland liet aanvoeren. Het park is opgevat als een ruim recreatieoord met wandelpaden en speelterreinen rond twee visvijvers: de Ballonvijver en de Spiegelvijver. De oorspronkelijke constructies in het park (een melkhuis, een kaarthuisje, een tuinhuisje en een brug) ademen de typische sfeer van begin 20e eeuw. Het park kan deels opgevat worden als een arboretum.

Foto: Vijver stadspark AalstDe ontwerper Louis Julien Breydel was een heel gekend bouwkundig architect, die later ook het plan maakte voor het Astridpark te Aalst en voor de Kruidtuin te Brussel. In het park herkennen we een gedeelte dat aangelegd is in de geest van de Engelse landschapsparken. Zo is er het gedeelte met de ronde vijvers of ballonvijvers en een gedeelte met strakkere vorm, elementen die doen denken aan een formelere parkaanleg zoals het gedeelte met de rechthoekige vijver of spiegelvijver.

Bij het ontwerp werd veel aandacht besteed aan de belevingswaarde voor de wandelaar. De zichten (vista’s) werden telkens zodanig uitgebouwd dat men een gedeelte van de vijver, een bomengroep, een brugje en een heestergroep ziet. Deze vista’s werden geaccentueerd door op de flanken van het gezichtsveld bomen of bomengroepen en heestermassieven uit te werken. Er werd ook veel gebruik gemaakt van wintergroene bomen en heesters om ’s winters ook nog dezelfde visuele gewaarwording te behouden.

Vele generaties na de aanleg wordt nu werk gemaakt van de noodzakelijke verjonging van het bomen- en struikenbestand. Hierbij streeft men ernaar om het oorspronkelijke ontwerp zo goed mogelijk te respecteren, wat soms leidt tot rigoureuze herstelmaatregelen zoals de heraanleg van de inkomdreef met 30 lindes. Er wordt gebruik gemaakt van een ruim aanbod aan parkplanten die het stadspark op een didactische wijze kunnen verrijken en vooral van soorten die omwille van hun bladvorm, kleur en structuur van bloemen en vruchten een pittoresk karakter scheppen.

Het stadspark van Aalst is een van de meest verzorgde, mooiste, open en gevarieerde parken van Vlaanderen.

 


Natuurgebied Osbroek

Het natuurgebied ligt op wandelafstand van het station van Aalst en in vogelvlucht op slechts enkele honderden meters van de Grote Markt. Voor fietsers ligt het Osbroek langs een aantal fietsknooppunten.

Het Osbroek grenst aan natuurgebied De Gerstjens, erdoor gescheiden door de Dender. Het hoofdwandelpad is ook voor bezoekers met beperkte mobiliteit (rolstoelgebruikers) en met kinderwagens goed toegankelijk. Op regelmatige afstanden staan er zitbanken. Op de andere paden is waterdicht schoeisel aangeraden, zeker bij nat weer. Honden zijn binnen de begrazingszone niet toegelaten, elders moeten ze aan de leiband. Het natuurgebied heeft een oppervlakte van ca.100 ha, grotendeels in eigendom en beheer van de stad en het Agentschap voor Natuur en Bos.

Foto: OsbroekOngeveer de helft is relatief ongeschonden zeer waardevol natuurgebied. Volgens het gewestplan is het Osbroek natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Het randgebied is natuurgebied. In 1977 werd het Osbroek beschermd als landschap.

Het Osbroek is ontstaan uit een slibvlakte die door een meander van de Dender uitgegraven werd. Het groeide uit tot een nat elzenbroekbos dat regelmatig onder water liep bij hoge waterstand. Je vindt er een hoog en een laag gebied, elk met hun eigen kenmerken. De vele overgangen (nat - droog, windluw - winderig, zonnig - schaduwrijk...) zorgen voor een enorme biodiversiteit.

De vele kruidige zomen nodigen vlinders en kevers uit, die op hun beurt allerlei vogels aantrekken. Een 50-tal soorten komen er als broedvogel voor o.a. het goudhaantje - met zijn amper 5 gram gewicht het kleinste vogeltje van ons land. Het Osbroek beschikt over een zeer waardevolle kwelvegetatie (dotterbloem, waterviolier...). Kwelwater is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte komt. In de grachten kan je dit kwelwater herkennen aan de roestkleur.

Wat ook uniek is aan het Osbroek is dat je in de begrazingszone, o.a. bereikbaar langs de Groenenbrielstraat en de Rooms-Hofstraat, niet op de paden hoeft te blijven. Er zijn tracés gemaaid, maar je bent vrij om die wel of niet te volgen. In dit stuk grazen het hele jaar Konikpaarden en Gallowayossen. Zij zorgen mee voor het natuurbeheer.

 

Paarden en ossen beheren mee de natuur in het Osbroek

Het Osbroek is 100ha groot, één groen wandelgebied met daarin het stadspark, de sportterreinen, een groot bos, akkers en weilanden . Op 22ha voormalige landbouwgronden is de afdeling Natuur van de Vlaamse Gemeenschap bezig met een opmerkelijk natuurontwikkelingsproject.

Het is de bedoeling een gevarieerd landschap te krijgen door extensieve jaarrondbegrazing. Dit houdt in dat een aantal grote grazers, in dit geval paarden en ossen, gans het jaar vrij rondlopen in het gebied, bij zo’n lage bezetting echter dat er voldoende ruimte is voor spontane landschapsvormende processen zoals struweel-, bos-en ruigtevorming. Hierdoor blijft ’s zomers het grootste deel van de kruidlaag onaangeroerd. Deze zomerruigtes komen over het ganse terrein verspreid tot bloei en zaad en bieden onderdak en voedsel aan grote aantallen insecten, vogels, zoogdieren, enz... ’s Winters peuzelen de grazers een groot deel van die zomervoorraad op totdat er slechts 10-20 % van overblijft. Tal van kleine dieren gaan net daarin overwinteren en kunnen zo in de volgende lente het terrein snel herbevolken. Bovendien is het ook op die plekjes dat struwelen ontstaan en dat het bomenbestand zich verjongt. Zo ontstaat na enkele jaren een gevarieerd landschap met kortgegraasde stukken, ruigtes, struwelen en bosjes.

Het inzetten van grote grazers is helemaal niet bedoeld als goedkope of gemakzuchtige beheersmaatregel, maar meer als natuurhistorisch verantwoorde keuze. Grote herbivoren hebben immers altijd al een belangrijke landschappelijke en ecologische rol gespeeld in grote delen van Europa.

Foto: KonikpaardenDe afdeling Natuur heeft in het Osbroek gekozen om "Konikpaarden" in te zetten. Konikpaarden zijn nauw verwant aan de Tarpan, het uitgestorven Westeuropese wilde paard. Oorspronkelijk waren dit vooral steppedieren die later door de toenemende cultuurdruk teruggedrongen werden tot bosrijke delen waardoor zich geleidelijk een bostarpan heeft gevormd. De dieren hadden een voorkeur voor open grazige plekken in bossen. Tot in de 19de eeuwe leefden er steppetarpans in Oekraïne rond de Zwarte Zee. In 1879 werd het laatste exemplaar geschoten.

In 1936 begon een zekere Poolse professor Vetulani met Tarpan-afstammelingen een succesvol fokprogramma om het wilde paard terug te krijgen. Dit paard werd Konik genoemd (Pools voor klein paard).

De Konik draagt dan ook duidelijk enkele tarpankenmerken zoals zijn vrij kleine gestalte, de typische muisgrijze kleur, de zwarte aalstreep op de rug en de zebratekening op de poten. Het belangrijkste kenmerk van deze paarden is echter niet hun uiterlijk, maar zit in hun aard. Als halfwilde paarden zijn ze bijzonder zelfredzaam. Zo leven er in Polen en Nederland al verschillende decennia volledig zelfstandige kuddes in de vrije natuur. Door de grote variatie in het terrein (graslanden, bosjes, vochtige ruigtes,...) komen de Konikpaarden ook hier in het Osbroek ruimschoots aan hun trekken en vinden ze voldoende beschutting om zich zo nodig tegen allerlei extreme klimaatsomstandigheden te kunnen beschermen.

Momenteel zijn er terug zo’n kleine 2000 Koniks op de wereld, de meeste in Polen en Nederland; verder zijn er nog wat te vinden in Frankrijk, Duitsland en... België.
Behalve in Polen en Frankrijk waar er veel dieren als werkpaard in de extensieve landbouw gebruikt worden, komen ze uitsluitend voor op natuurterreinen. Er wordt een internationaal fokprogramma gevolgd om een zo groot mogelijke genetische variatie te bekomen en de dedomesticatie verder te zetten.

Een goed jaar na hun komst kregen de Koniks gezelschap van Gallowayossen. De Galloway wordt ook beschreven als een zeer oud en oorspronkelijk ras. Het zou afstammen van vee dat sinds de Keltische tijd in Schotland leefde. De naam is afgeleid van het woord Gallovid of Gaul wat Gallisch betekent en verwijst naar de aanwezigheid van dit volk in het uiterste zuiden van de Schotse Lowlands. In deze streek, later het Graafschap Galloway genoemd, stonden de kuddes runderen bekend om hun lange, donker en golvend haar. Ze waren ook zeer bestendig tegen het ruwe klimaat van dit kustgebied. De huidige Galloways hebben geen horens meer.

Het graasgedrag van Galloways is zeer verscheiden. Ze eten zowel (grove) grassen als bramen, takken, twijgen,... Ze eten vaak wat door andere kuddes (bijvoorbeeld de Koniks) vermeden wordt. Bijvoederen is niet nodig. Hun gedwee karakter wordt als zeer waardevol ervaren. Ze zijn vriendelijk en rustig. Ook hun zelfredzaamheid en acclimatisatievermogen worden erg op prijs gesteld.

Het Osbroek was het eerste natuurgebied in Oost-Vlaanderen waar Koniks een thuis vonden. Dit unieke natuurontwikkelingsterrein kan je gerust zelf gaan bekijken. Het is steeds toegankelijk voor het publiek. Wandelaars zijn binnen de afbakening van het graasgebied ook buiten de paden welkom ... een unieke ervaring.

Hoewel de Koniks en Galloways zeer rustig van aard zijn, hou je toch het best wat afstand; net zoals bij andere grote dieren. Honden zijn, zelfs aan de leiband, binnen de afbakening van het graasgebied absoluut niet toegelaten. Zij kunnen de grazers immers opschrikken. Contacten tussen honden en paarden of runderen verlopen niet altijd zo gemoedelijk.

Het voederen van de paarden en ossen is uit den boze. Het verstoort hun natuurlijk graasgedrag en maakt hen opdringerig tegenover mensen.

 


Natuurgebied De Gerstjens

Foto: Wandelpad GerstjensDe Gerstjens vormen een groene zone langs de rechteroever van de Dender, in het oosten begrensd door de Brusselse Steenweg. Twaalf hectare zijn stadseigendom, een veertigtal hectare zijn privédomein.

Het gedeeltelijke parklandschap en de grachten, kasteelwallen en waterpartijen maken van het gebied en trekpleister voor de wandelaar. Ooit was het gebied een elzenbroek dat bij hoog waterpeil van de Dender onder water liep. Op het domein stond het kasteel Overhamme (waarvan er enkel de bijgebouwen nog staan) en het kasteel Ronsevaal.

Typisch voor de laaggelegen gronden is de aanplanting van populierenbossen die het oorspronkelijke elzenbroek vervangen. De struiklaag bestaat hoofdzakelijk uit els en vlier, de kruidlaag veelal uit brandnetels (een gevolg van de monocultuur van populieren).

Tussen de netelvelden vindt men, afhankelijk van het seizoen, speenkruid, klimopereprijs, bosveldkers, hondsdraf, peterselievlier, fluitekruid, gewone smeerwortel, bosandoorn en gewone hennepnetel.Maar ook zeldzamer soorten zoals egelboterbloem en gele dovenetel zijn er van de partij. Enkele wilgen, abelen en esdoorns vormen er plaatselijk een gemengder bosje.

Gespreid over een ruime termijn worden de Canadapopulieren in fasen vervangen door gemengd inheems loofhout (zoals schietwilg, abeel, esdoorn, es, trilpopulier, linde en zomereik in de boomlaag en grauwe wilg, Gelderse roos, sporkehout, haagbeuk, kornoelje, kardinaalmuts, hazelaar en lijsterbes in de struiklaag), wat de ecologische waarde van het gebied opmerkelijk zal verhogen.

Aan de rand van deze jonge aanplanting werd de gracht plaatselijk verbreed tot een paar moerasjes waar waterminnende planten zoals moesdistel, wolfspoot en kattestaart zich hebben gevestigd.

De vijver en omgeving, bieden een mooi uitzicht op de achterzijde van het kasteel Ronsevaal en vormen een idyllisch plekje, in contrast met de eenvormige populierenaanplanting. Een paar piramidevormige moerascypressen en metasequoia’s, enkele treurwilgen en een vleugelnootboom zijn overblijfselen van het vroegere parkdomein.

De oorspronkelijke vijver is nu voor een groot deel verzand. Hij heeft een onstabiel waterpeil en komt tijdens de zomer gedeeltelijk droog te staan. De oeverbegroeiing is kleurrijk en afwisselend. Men vindt er grote waterweegbree, moerasspiraea, rietgras, watermunt, moerasvergeetmijnietje en liesgras. In het aanpalende grasland groeit de gewone koekoeksbloem. Een geregeld maaibeheer met afvoer van het maaisel zal hier op termijn de bodem verschralen en de soortenrijkdom verhogen. De boomgaard langs de Dender, restant van de grote fruittuin van weleer, blijft als boomgaard gerespecteerd. Afstervende en verdwenen fruitbomen worden vervangen door notelaar en hoogstammige variëteiten van appelaar, pruimeboom en perelaar. Het stadseigendom wordt grotendeels omringd door een meidoornhaag.

Het asveld van NV Intercom heeft jarenlang de natuurlijke vegetatie tegen gehouden maar stilaan is er sprake van spontaan herstel. Veertig jaar na het stoppen van het storten is er een boomlaag die hoofdzakelijk schietwilg, boswilg en berk bevat, maar ook els, esdoorn en eik. Plaatselijk vindt men een perceel dat volgeplant werd met lijsterbes. De kruidlaag heeft in de loop der jaren grote wijzigingen ondergaan doordat de boshumus stelselmatig aangerijkt is door de toenemende begroeiing. Zo moet het wilgeroosje, dat typisch was voor de schrale bodem, geleidelijk aan plaats ruimen voor ruigtekruiden zoals brandnetel, braam en koninginnekruid. Men vindt er minder opvallende soorten zoals kleine bosaardbei, muskuskruid en gewone salomonszegel evenals zeldzame soorten zoals het gevlekt longkruid.

In de losse bodemstructuur van het asveld vinden konijnen een geliefkoosd graafterrein. De vijver en de paar moerasjes herbergen waterinsecten zoals libellen en amfibiën waaronder groene en bruine kikker, watersalamander en vinpootsalamander. Een greep uit de talrijke broedvogels: zwartkop, roodborst, winterkoning, boomkruiper en... wielewaal. Als toevallige bezoeker kan men er de blauwe reiger ontmoeten.

De Gerstjens liggen volgens het gewestplan in een parkzone. Bij de aankoop werd het gebied bestemd als openbare groene ruimte voor passieve recreatie. Jaarlijks wordt een beheersplan opgemaakt door een beheerscommissie. De planning der werken gebeurt door de dienst Leefmilieu en de uitvoering door de Groendienst.

De Gerstjens zijn bereikbaar via de Gerstenbaan, een zijweg van de Brusselse Steenweg, via de Gerstenstraat te Erembodegem, langs het jaagpad aan de Dender en binnenkort met een voetgangers/fietsersbrug via de site van Schotte.

Er is ruime parkeergelegenheid aan het Gerstenhof in de Gerstenstraat. Het grote wandelparcours is 2,5 km lang (ongeveer 45 min.) en is aangeduid met gele paaltjes. In de boomgaard is in een picknicktafel voorzien. Er is een deel van het natuurgebied omgevormd tot speelbos met 2 avontuurlijke hangbruggen, zeer leuk voor de kinderen!

 


Onze Dender

De Dender is een rivier in het stroomgebied van de Schelde. De Dender stroomt door de provincies Henegouwen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, en dit over een totale lengte van 65 km.

De Dender ontspringt in Aat (hoogte ong. 65m) door samenvloeiing van de Oostelijke Dender (bron op de grens tussen Masnuy-Saint-Jean en Masnuy-Saint-Pierre) en de Westelijke of Kleine Dender (bron te Barry) en mondt in Dendermonde op de rechteroever in de Schelde uit.

'Water in de stad', de Dender is terug!

Nu de Dender al een 10-tal jaar geen stinkende rivier meer is, wordt de aanwezigheid van water een grote troef voor verhoogde stedelijke attractiviteit.
Ook Aalst omarmt haar Dender. Op linkeroever het heraangelegde Werfplein aan de overkant verbonden met het verlaagd zitterras aan de Frits De Wolfkaai.
De Dender wordt op die manier opgenomen in de publieke ruimte: open, toegankelijk, midden in het centrum: een uitgelezen plaats voor evenementen, tegelijkertijd een plek van stilte en rust aan het water.

Samen met de vernieuwde Sint-Annabrug, de nieuwe kantoorgebouwen op de grondvesten van de oude textielfabriek ‘Filatures du Canal’ en de geplande herwaardering van de Pierre Corneliskaai, creëert de uitvoering van het Masterplan Stationsomgeving Aalst een echte Denderesplanade stroomopwaarts de Zwartehoekbrug. De Dender en haar oevers worden er een attractieve zone die stadsdelen met elkaar verbindt.

De sterk verouderde (1867) sluis en stuw met schotbalken aan Syral zal verdwijnen en één kilometer verder stroomopwaarts, ter hoogte van het stadspark en de spoorwegbrug, vervangen worden door een schutsluis en stuw met stuwkleppen.

Naast de nieuwe stuw en sluis komt er een nieuw dienstgebouw, van waaruit de sluis, de stuw en ook andere beweegbare bruggen in Aalst bediend worden. Op het dak van het gebouw komt er een uitkijkplatform van waaruit voetgangers (lopers) en fietsers zullen kunnen genieten van het uitzicht op de Dender en omgeving. De oevers van de Dender worden verlaagd en verstevigd, en de rivier wordt een stuk rechtgetrokken. De vernieuwing van het sluizen- complex is van groot belang voor het goederentransport en de recreatievaart langs de Dender.

Grootse plannen ook voor de zone stroomopwaarts de Zeebergbrug, de voormalige terreinen van De Kegel en de site van Electrabel. Op amper vijf minuten fietsen van het centrum, tussen Dender en stadspark en vlakbij de ring komen 300 woningen en lofts.

Het stadspark wordt uitgebreid tot vlak naast de site Schotte, waar momenteel een multifunctioneel sportcomplex van 2,7 hectare groot gebouwd wordt, en loopt vervolgens door tot de oevers van de Dender.

Er komt een nieuwe voetgangers- en fietsersbrug over het water, waardoor de waardevolle natuurgebieden het Osbroek en de Gerstjens met elkaar zullen verbonden worden, een vispassage moet ervoor zorgen dat vissen zonder problemen langs de stuw kunnen zwemmen.

Aan de oevers van de nieuwe stuw en sluis wordt het heerlijk vertoeven. Er komt een rustpunt dat uitkijkt over de groene omgeving. Het nieuwe deel van het stadspark zal via aangepaste oversteekplaatsen op de Erembodegemstraat verbonden zijn met de huidige ingangen van het stadspark.

De Denderoevers worden veel toegankelijker, doorheen het hele gebied komen wandel- en fietsroutes. Wonen, sport en recreatie vlakbij de groene long van ‘t Stad, het wordt ineens een bereikbare droom.

Al deze werken zullen minstens vijf jaar in beslag nemen.

 


Leerlooierij Schotte

Foto: Toegangspoort SchotteLeerlooierij Schotte is de voormalige leerlooierij naast de Dender aan de zuidoostelijke rand van het centrum van Aalst op het grondgebied van Erembodegem.
Het terrein wordt omgeven door het Aalsterse stadspark, de natuurgebieden Osbroek en Gerstjens en de woonkern van Erembodegem. De Dender en de spoorverbinding Aalst-Brussel begrenzen de oostkant.

De geschiedenis van de leerlooierij begint in 1870 toen Pierre-Joseph Schotte zijn eigen leerlooierij oprichtte in de huidige Alfred Nichelstraat te Aalst. Toen rond 1900 het looien met chroomzouten werd geïntroduceerd, was Schotte één van de eersten om deze nieuwe methode toe te passen en domineerde na een tijd de hele ledernijverheid in het Aalsterse waarbij het stilaan evolueerde naar een sterk exportgericht bedrijf.

Logo Schotte FrèresDoor de groei van het klantenbestand werden in 1921 nieuwe fabrieksgebouwen opgetrokken langs de Kapellekensbaan te Erembodegem aan de Dender omdat de leerlooierij veel water nodig had, en naast de spoorlijn Brussel–Aalst.

Het terrein was moerassig en werd daarom voor de bouw volledig opgehoogd met assen en puin. Om de aanvoer van grondstoffen voor de energievoorziening te verbeteren kreeg het bedrijf mettertijd een private aansluiting op de spoorlijn Aalst-Brussel.
In de jaren vijftig en zestig had Schotte in België een duizendtal klanten: schoenfabrikanten, andere kapitaalkrachtige fabrikanten die grote partijen leder kochten en het Belgische leger. In het buitenland waren Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland de belangrijkste afzetmarkten, maar het bedrijf had ook klanten in Oostenrijk, Noorwegen, Zwitserland, Zweden, Congo, Venezuela, Argentinië en Brazilië.

Foto: Fabriekhal SchotteVanaf de jaren 70 daalde de vraag naar lederwaren (vooral naar het rundleder dat Schotte produceerde) en tegelijkertijd moest het bedrijf opboksen tegen de sterke concurrentie van lagelonenlanden, de toenmalige economische crisis en de stijgende energieprijzen.

Daarbovenop was er de ingrijpende verstrenging van de milieuwetgeving. Lederindustrie is namelijk een zeer vervuilende industrietak. Rond Schotte waren er veel klachten van geur- en lawaaihinder en waterverontreiniging. In 1971 bedroeg het dagelijkse waterverbruik van de leerlooierij zelfs evenveel als het verbruik van heel de stad Aalst. In de jaren 80 werd vastgesteld dat de Dender biologisch dood was door onder andere de lozingen van de verschillende fabrieken naast de rivier.
In de jaren 90 werden strengere milieuwetten aangenomen die alle zwaar vervuilende lozingen verboden. De economische gevolgen voor Schotte waren nefast.

Tijdens de jaren 80 verdwenen als gevolg van te hoge kosten vele schoenenfabrieken en lederspeciaalzaken van de markt en het afschaffen van de dienstplicht in 1994 zorgde voor een serieuze terugval in de vraag naar legerlaarzen.

Foto: FabrieksgebouwIn 1997 werden de deuren gesloten aan de Kapellekensbaan. Op 2 februari 1998 verklaarde de rechtbank van koophandel te Dendermonde Schotte failliet.

Leerlooierij Schotte was toen 128 jaar bedrijvig in Aalst.

Sindsdien stond het vervuilde fabrieksterrein leeg en raakten de gebouwen vervallen.
Als gevolg van de industriële activiteiten van Schotte was de bodem verontreinigd met zware metalen en was een sanering noodzakelijk. Bovendien was er In de gebouwen asbest aanwezig. Eerst moest ook die verwijderd worden en in augustus 2013 werd uiteindelijk begonnen met de volledige afbraak van de panden.
Het terrein werd door OVAM geclassificeerd als “brownfield”, er volgde een bodemsanering, waarbij rekening werd gehouden met het herontwikkelingsplan dat door de stad Aalst was goedgekeurd.
De site van de voormalige leerlooierij wordt opnieuw gevuld met een multifunctioneel sportcomplex dat de 'sportachterstand' zal goedmaken.
Er komt één groot gebouw, met daarin verschillende sportzalen waar er naast basketbal, volleybal en minivoetbalterreinen ook nog een turnzaal en een zaal voor vechtsporten wordt voorzien.

 


De Kapellekensbaan

Foto: Louis Paul BoonLouis Paul Boon (1912 - 1979) was een Aalsters (Erembodegems) schrijver van onder meer poëzie, romans, novellen, pornografie, cursiefjes (Boontjes), kunst- en literaire kritieken. Daarnaast was hij kunstschilder. Hij is vooral bekend van de De Kapellekensbaan (1953) /Zomer te Ter-Muren (1956) en van Menuet (korte roman, 1955).

 

Foto: Straatnaambord KapellekensbaanDe Kapellekensbaan of de 1ste illegale roman van Boontje) wordt algemeen erkend als zijn meesterwerk waarmee het, samen met het volgende en ermee verbonden Zomer te Ter-Muren uit 1956, wel eens de Bijbel van de anarchist genoemd wordt.

 

Cover: De KapellekensbaanNa zijn eerste publicatie veroorzaakte de roman veel opschudding vanwege het onorthodoxe karakter van vorm en inhoud en het eigenzinnig taalgebruik. Nu wordt hij als een der
hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur beschouwd. Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een
ernstige kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur (die hij uiteindelijk niet kreeg).

Het verhaal speelt zich af in de 19e eeuw en - door een nevenconstructie waarbij de verteller ook over zijn eigen werkelijkheid schrijft tegelijkertijd - ook in de 20e eeuw. Een brutaal en ambitieus burgermeisje, Ondine genaamd, probeert op allerlei manieren te ontsnappen uit het grauwe fabrieksstadje Aalst ("de stad van de twee fabrieken waar het altijd regent, zelfs als de zonne schijnt"), maar mislukt daar telkens in.

 

Foto: Standbeeld OndinekeBoon creëert in deze roman een aantal bonte figuren die als commentators optreden zoals Tippetotje de schilderes, de Kantieke Schoolmeester, Mossieu Colson 'van tminnesterie', Kramiek en Boons alter ego, de dichter en socialist Johan Janssens.

Boon schrijft sprankelend, meevoerend proza dat toch nergens geforceerd aanvoelt, en waarbij hij het experiment niet schuwt. Zo wordt de levens- geschiedenis van Ondine voortdurend onderbroken door anekdotes, commentaren en kritieken en het boek is opzettelijk chaotisch geconstrueerd.
Boons roman behoort tot wat het subjectieve realisme genoemd wordt.

 


Industrieel erfgoed

In de 19de eeuw evolueerde Aalst van een middeleeuwse stad naar een zwaar geïndustrialiseerde fabrieksstad. Deze industrialisatie en de daarmee gepaard gaande sociaal-economische moeilijkheden lagen aan de basis van het Daensisme en als geen ander wist Louis Paul Boon dit te vertalen naar een literair verhaal dat tot ver buiten onze stad indruk maakte.

Foto: Schoorsteen SchotteHet industriële verleden van Aalst als een wezenlijk element van ons erfgoed. Een stad is echter in voortdurende evolutie en het grootste deel van de industriële activiteit is uit Aalst verdwenen. In de loop der decennia moesten heel wat waardevolle gebouwen plaats ruimen voor nieuwe. Behoud van gebouwen is ook niet altijd mogelijk omwille van bodemvervuiling en de soms erbarmelijke bouwfysische toestand, de kosten die daaruit volgen en de middelen die ontbreken tot sanering, behoud en herstel.
Het stad focust momenteel op twee specifieke sites: die van Schotte en de Tragel waar men aan troosteloze plekken met vervallen gebouwen een nieuwe functie en een aangenaam uitzicht probeert te geven om het bestaande erfgoed te bewaren.

De in 1997 failliet verklaarde leerlooierij Schotte was echter niet beschermd. Een deel van dit patrimonium bleek zwaar beschadigd door jarenlange verwaarlozing, vandalisme en brandstichting. Andere delen, met name de (overigens in ‘De Kapellekensbaan’ vermelde) fabrieksmuur, de voorgebouwen en de schouwen, zullen hoe dan ook worden behouden.

In mei 2003 werd beslist dat bij Schotte een aantal beeldbepalende gebouwen (de voor- gebouwen en de fabrieksschouwen als de zogenaamde “belforten van de arbeid”) behouden worden, eventueel aangevuld met een nieuwbouw op de plaats van de gesloopte gebouwen.

In aanloop naar het Louis Paul Boonjaar (2012) werd de buitenzijde van de karakteristieke lange muur langs de Kapellekensbaan hersteld.

Later werd beslist om ook over te gaan tot restauratie van de binnenzijde van de muur (vrijgekomen door de sloop van een aantal gebouwen) en de twee markante schouwen. Er komt op de Site Schotte eveneens een informatiepunt, waarin aan toeristen, scholen en andere bezoekers het verhaal van de site – en bij uitbreiding het verhaal van het industrieel verleden van onze stad - zal verteld worden. Na de restauratie van de grote schouw zal bekeken worden in welke mate deze een bijkomende functie kan krijgen, als uitkijkpunt of klimmuur.

Bijkomende informatie